BEHOUDEN + ONTWIKKELEN

Onderzoek toekomst naoorlogs groen: ‘Een Nieuwe Tijdslaag’

Op eigen initiatief is in een interdisciplinaire samenwerking tussen de cultuurhistorici van SteenhuisMeurs en de landschapsarchitecten van H+N+S een verkennende studie verricht naar de historische en de toekomstige waarde van het naoorlogs groen aan de hand van zes cases verspreid over Nederland.

Aanleiding

Naoorlogs elan

Na 1945 is met dat specifieke naoorlogse elan dat de grote opgaven van toen kenmerkte veel groen ontworpen en aangelegd. De ene plek wel wat beter dan de ander, maar ze staan stuk voor stuk voor een transformatieopgave, zonder dat er veel bekend is over de ontwerpgeschiedenis en de huidige landschappelijke kwaliteiten. Inmiddels zijn de bomen groot, de huizen klein en is de samenleving veranderd.

Leren van

Wat kunnen we leren van een historische en ruimtelijke analyse van deze groene ruimtes? Functioneren ze nog zoals ze ooit bedoeld waren, of bieden ze mogelijkheden voor nieuwe soorten gebruik? Met welk idioom zijn ze ontworpen, en hoe kunnen we dat idioom gebruiken voor toekomstige veranderingen? En (hoe) kunnen eigentijdse opgaven en wensen worden ingepast bijvoorbeeld naar aanleiding van de klimaatverandering.

Werken aan groen erfgoed, ook van moderner datum, vraagt om kennis van zaken om een nieuwe laag toe te kunnen voegen

Visie

Deze studie benadrukt het belang van ons naoorlogs groen erfgoed. Ook willen we met dit onderzoek aansporen tot het doen van huiswerk. Vanuit een heldere ruimtelijke analyse ontstaat begrip van het oorspronkelijke ‘idioom’, wordt de rijkdom in ons modern groen erfgoed zichtbaar en kan er gericht mee aan de slag gegaan worden. Niet zozeer ‘terug naar’ maar ook ‘aan de gang met’: gericht op de toekomst, maar wel vanuit het eigene van de plek. Kijk naar de inbedding in het grotere geheel, de routing en de entrees, maar ook naar het programma: wat vraagt de samenleving van nu?

Vier centrale vragen

In de onderzoeksrapportages vertellen we het verhaal van de 6 cases: analyseren we hun huidige conditie en trekken lessen voor toekomstige profilering, beheer en transformaties. In nauwe samenwerking met de betrokken gemeenten hebben we in het afgelopen jaar een fascinerende reis gemaakt door de gebieden, archieven en analysesessies. Vier vragen stonden ons daarbij steeds voor ogen:

  1. ‘de intentie’: wat was er bedacht; het oorspronkelijke plan.
  2. ‘de erfenis’: wat is er daadwerkelijk gerealiseerd: de uitgangssituatie.
  3. ‘het restant’ of ‘de sporen’: wat is hier nu nog werkelijk van over?
  4. ‘de actualiteit’: wat speelt er nu aan ontwikkelingen/gebiedsdynamiek?

6 case-studies

De volgende gebieden zijn onderzocht: Kerschoten (Apeldoorn), De Wijert (Groningen), Selwerderhof (Groningen), Park Vechtzoom (Utrecht), Madestein (Den Haag), Nieuw Waldeck (Den Haag). De cases variëren sterk in grootte en qua ouderdom en aard, van woonwijkgroen tot begraafplaats of recreatiegebied.

De resultaten van het onderzoek zijn tijdens een dagsymposium in het Schip van Blaauw in Wageningen aan de gemeenten en andere geïnteresseerden gepresenteerd.

Resultaat

Uit het onderzoek naar de zes cases zijn de volgende lessen te trekken:

1. Wees je bewust van de ontwerp overwegingen en motieven van toen, verdiep je in het idioom waarmee het ontwerp destijds is gemaakt. De samenleving van de jaren ’50-’80 was een andere dan we nu kennen. Maar toch: ga naar het archief (soms ligt materiaal bij het gemeentearchief, soms bij ambtelijke diensten, bij mensen thuis of bij provincie; goed archiefonderzoek is een specialisme). Het naoorlogse groen is veelal uiterst zorgvuldig ontworpen. Interview ontwerpers, beheerders en bewoners van het eerste uur, schrijf en verbeeld het verhaal van het gebied en kom tot de samenstelling van een toolbox met ontwerpingrediënten. Verbeeld deze toolbox ook ruimtelijk en illustreer met foto’s.

2. Analyseer in het veld hoe het ontwerp er nu bij ligt (latere toevoegingen/ wijzigingen) kijk vanuit verschillende invalshoeken. Dat betekent: presenteer de motieven en ontwerpoverwegingen die uit het historisch onderzoek naar voren zijn gekomen en ga aansluitend op excursie, met ambtenaren van stedenbouw en landschap, van beheer en buurtondersteuning, wijkwerk en welzijn zodat er zoveel mogelijk cross-overs in de waarneming plaatsvinden. Vraag zo mogelijk de oorspronkelijke ontwerpers mee. Spreek met bewoners(organisaties). Is er teveel groen? Is het ‘groene soep’,  betekenisloos? Is er te weinig programma? Of juist teveel? Is de groene ruimte verrommeld? Wat is er nog herkenbaar van sortiment? Hoe wordt het gebruikt, wat wordt gemist? Maak een verslag/diagnose van deze wandeling en trek daar vervolgconclusies uit: wat verdient verdere aandacht?

3. Bepaal het laadvermogen van de groene ruimte; wat zijn de sublieme lange lijnen en ruimtes in het gebied, unieke plekken (ook in samenhang met de bebouwing). Vanuit veranderende tijd, veranderde behoeftes heeft het veelal geen zin om de plek exact volgens het oude plan in oude situatie terug te brengen. Het oude plan hoeft niet heilig verklaard te worden. Tegelijkertijd is het van groot belang om het kind niet met het badwater weg te gooien. Dit gebeurt in de praktijk, ondanks goede bedoelingen, heel regelmatig. In een interdisciplinaire workshop kunnen de unieke ruimtelijke en beplantingswaarden worden vastgesteld, op kaart gezet en in tekst toegelicht.  Dit biedt een kader bij toekomstige ontwerpen.

4. Vraag je af: wat vraagt de samenleving in termen van gebruik en nieuw programma?  En past dit nog op de betreffende locatie en bij de oorspronkelijke ontwerpvisie?  Spreekt het ontwerp, het programma en de inrichting de oorspronkelijke doelgroep nog wel aan? Bestaat de oorspronkelijke doelgroep überhaupt nog?  Vaak zijn actieradius en welvaartspeil van mensen vergroot. De recreant van het Haagse Madestein bijvoorbeeld gaat niet met de fiets of brommer naar de plas maar met de auto naar Noordzeestrand of Groene Hart! Welke vragen uit de steeds stedelijker wordende samenleving kunnen deze naoorlogse groene ruimte opnieuw betekenis geven? Van stadsboerderij tot herbestemming, van flexwerken tot buurtborrels, van short stay tot mobiele hotelkamers, stel je op de hoogte van de wensen die in de stad leven. Zet de inpassing van de nieuwe behoeftes telkens naast het idioom en de toolbox en het laadvermogen van het oorspronkelijk ontwerp.

5. Vraag je af: wat vraagt de samenleving in termen van duurzaamheid en beheer?  Wat ook veranderd is, is de aandacht voor de klimaatbestendige stad, waterberging, ecologie – dit soort eisen zijn vaak niet in het naoorlogs groen geïntegreerd. Inpassing hiervan vraagt om een visie, zeker omdat natuurvriendelijke oevers of pseudo natuurlijke eco-poelen zich doorgaans slecht verhouden met de strakke lijnen van de naoorlogse parkentraditie. Hier moet aan ontworpen worden! Met andere woorden: hoe krijg je het passend binnen het idioom en het laadvermogen?

Beginpunt

We hopen dat deze studie geen eindpunt vormt maar een beginpunt voor een proces van herwaardering van het naoorlogs groen of in ieder geval een consequente werkwijze waarbij bij het aanpakken van deze vaak wat sleetse en gedateerde plekken niet het kind met het badwater wordt weggegooid. Gebruik de voorgaande stappen om tot een visie en herprogrammering van het ontwerp te komen; inhoudelijk gemotiveerd, analytisch gefundeerd op het ontwerpidioom en bewust van toekomstige trends en ontwikkelingen.

Samenwerking

We hopen dat deze bijzondere coalitie van partijen en bloedgroepen, met verschillende achtergronden en professies, ontwerpers en cultuurhistorici, symbool staat voor een periode waarin we intensiever gaan samenwerken. We merken dat velen – 15 jaar na de Nota Belvedère - nog altijd te veel in gescheiden werkelijkheden leven. Samenwerken is het devies: kijk over je eigen schutting heen. En ook: zoek de gebruikers op, ga de wijk in…