Erfgoed + Energie

Nieuwe energie voor Fort Pannerden

Het rommelt in het Nederlandse landschap. Veel van de dreigende veranderingen stuiten op breed maatschappelijk verzet vanuit een behoefte aan behoud van landschaps- en erfgoedwaarden. Denk maar aan de recente discussie over ‘verdozing van het landschap’. Dit geldt ook steeds meer voor duurzame energiewinning, bijvoorbeeld in de vorm van windmolens en zonnepanelen. Het kan echter ook anders: er zijn ook voorbeelden waarin energiewinning en landschapswaarden succesvol geïntegreerd worden en er zijn nuttige analyses over hoe die spanning om te zetten in een kans. Daarover dit artikel.

In 2018 en 2019 is het project ‘Nieuwe energie voor Fort Pannerden’ uitgevoerd, grotendeels gefinancierd vanuit het programma ‘Open Oproep – Nieuwe energie voor het landschap’ van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Het project is uitgevoerd door H+N+S Landschapsarchitecten, Stichting Fort Pannerden, Relocal, Sustainomy en RO&AD Architecten. In dit artikel geven we een overzicht over de praktische ervaringen, resultaten en vervolgplannen van deze ontwerpende verkenning vanuit deze case.

Publicatie Energielinie

Het project is een concrete uitwerking van de eerdere ontwerpstudie “Energielinie – erfgoed in transitie” van H+N+S Landschapsarchitecten, Relocal en RO&AD Architecten. Deze studie liep als onderdeel van de programmalijn ‘Levend Landschap’ van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, en had als doel een synergie te vinden tussen verschillende belangen. Door militair erfgoed te verbinden met de opwekking van hernieuwbare energie werd de hypothese onderzocht of dit kan helpen bij een duurzame instandhouding van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam. Resultaat was een visiedocument waarin de spanning tussen instandhouding en transformatie bewust is opgezocht. Hiermee kwam scherpte in de vraag: hoeveel verandering kan dit erfgoed aan, zonder haar integriteit en authenticiteit te verliezen?

Energie en erfgoed zijn geen natuurlijke bondgenoten, maar door energie en erfgoed in gebiedsontwikkelingen te koppelen aan ontwerp en organisatie ontstaat een krachtig instrument waarbij energie dienend kan zijn aan het erfgoed, èn andersom.

Eén van de uitgangspunten van het onderzoek was dat het onderhavige erfgoed zich niet zal onttrekken aan de ruimtelijke transformatie die de transitie van fossiele naar hernieuwbare energiebronnen met zich meebrengt. Deze transformatie wordt in deze studie onderzocht als een kans om het erfgoed te behouden, te versterken en soms te herstellen, met name in de delen die momenteel onder druk staan door andere ruimtelijke ontwikkelingen.

Beleefbaarheid

Door gerichte toepassing van hernieuwbare energie op specifieke plekken kan het - grotendeels aan het oog onttrokken - militaire erfgoed beter beleefbaar gemaakt worden. Dat kan heel relevant zijn: denk aan de inundatievelden van de Hollandse Waterlinies die voor de meeste mensen nauwelijks herkenbaar zijn als erfgoed. Zo kan bijvoorbeeld het natte karakter van delen van het inundatiegebied weer zichtbaar gemaakt worden door het verhogen van het grondwaterpeil in combinatie met biomassateelt, en soms ook met strategisch geplaatste kleine windmolens. De beleefbaarheid kan ook worden vergroot door het van oudsher zelfvoorzienende karakter van de forten te benadrukken, door het in de directe omgeving duurzaam opwekken van de eigen energiebehoefte.

Verdienmodel

Door op sommige plekken in het linielandschap - waar het landschap dat kan verdragen - op grotere schaal hernieuwbare energie op te wekken ontstaat een serieus verdienmodel, waarvan de opbrengsten weer ten goede kunnen komen aan delen van de linies die wel een opknapbeurt kunnen gebruiken. Mits goed georganiseerd, biedt hernieuwbare energie dus de mogelijkheid om geheel of gedeeltelijk ‘de eigen broek op te houden’ en dus minder afhankelijk te zijn van op termijn onzekere externe geldstromen. Die mogelijkheid geldt ook voor andere landschappen buiten de linies.

Fort Pannerden

Het uitgevoerde project voor Fort Pannerden is te zien als een pilot van de ontwerpstrategie en visie van de hierboven besproken Energielinie-studie. Centrale vraag was hoe dit militair erfgoed verbonden kan worden met de transitie naar hernieuwbare energievormen. En hoe kan die transitie tegelijkertijd voor het fort een kans bieden als strategie voor duurzame instandhouding? Het fort bewaakte de splitsing tussen het Pannerdens Kanaal en de Waal, die zo belangrijk is voor de verdeling van het rivierwater over Nederland. Nu is het een museum, een belevingscentrum, een escape room en vergaderruimte (fortpannerden.eu).

Wat is er ontwikkeld?

Het project is gestart met een analyse van het omliggende landschap, gericht op kwaliteiten en kansen, en welke mogelijke opties voor energiewinning daaruit naar voren komen. Vervolgens hebben de ontwerpers / onderzoekers in twee stakeholdersessies de belangen van belanghebbers rondom het fort en het landschap eromheen verkend: Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, provincie Gelderland, gemeente Lingewaard, en natuurlijk het fort zelf.

Het fort droeg de visie uit: ‘wij willen niet een beetje besparen op onze energielevering, wij willen, als het even kan, een energieleverend fort worden’! Die uitdagende houding bepaalde de agenda.

Het fort was niet lang geleden gerenoveerd waarbij een aantal energiebesparende maatregelen is genomen. Al snel bleek dat een aantal andere energiebesparende maatregelen nog te nemen viel, en die zijn ook later genomen: beter beheer van de verlichting, beperken tochtverliezen en dergelijke. Maar hoe kan de grote klap naar een energieleverend fort gemaakt worden? De stakeholdersbijeenkomsten en inhoudelijke verkenning leverden een analyse en eerste schifting van de belangrijkste opties op. We zetten ze even op een rij.

Windenergie past moeilijk in het historische landschap rondom Fort Pannerden en de schaalgrootte van een moderne windturbine overstijgt die van het fort vele malen, ruimtelijk (de turbine zou het fort domineren en wellicht zelfs ridiculiseren), maar ook qua energiegebruik. Zonne-energie past in principe beter maar het fort en het omringende natuurgebied lenen zich moeilijk voor inpassing van pv-velden. Wel is gekeken naar zonne-energie opgewekt in de omgeving - dat zou de visie van een energieleverend fort echter geen recht doen dus werd als te ‘makkelijk’ afgedaan.

Ten slotte zijn er twee pv-ontwerpoefeningen gedaan: a. één voor herbouw van de vroegere Genieloods en de officierenverblijven die functioneel ondersteunend zijn voor het fort en energieleverend zijn, en b. één voor de integratie van speciale glazen zonnepanelen op het fort en de kazematten rondom het fort. De herbouw van de vroegere bebouwing werd door hoogwaterveiligheids- en precedentscheppende redenen afgekeurd. De pv-ontwerpen op het fort of de kazematten werden wisselend positief of juist kritisch ontvangen, afhankelijk van de achtergrond van de beoordelaar. Dit laat zien dat de kansen voor transformatie van erfgoed heel verschillend gezien worden. Een ontwerp dat precíes goed is, kan de brug vormen. Wellicht valt hieruit zelfs, zo was wel de brede reactie, een ontwerp te ontwikkelen dat kan dienstdoen als beeldbepalend element over alle forten van de Hollandse Waterlinie! Deze toepassing is echter nog niet rendabel op dit moment en is daarom naar achteren geschoven in de tijd – wellicht kan over enkele jaren de optie rendabel uitgewerkt worden.

3 onderzoeks scenario's PV op kazematten, PV projectievariant is het interessantst (© RO&AD Architecten)

Biomassa is in meer detail onderzocht omdat het een optie is die niet alleen zou kunnen passen in het natuurlijke landschap rondom het fort, maar die ook aansluit bij de houtstook die van oudsher op het fortterrein heeft plaatsgevonden. Deze optie schoof uiteindelijk naar de tweede plaats, omdat een aantal bezwaren opkwamen. Biomassa-oogst en zelfs duurzame kleinschalige teelt zouden in principe mogelijk zijn in het natuurlandschap rondom het fort, maar dat strookte niet met de habitattypen van grondeigenaar Staatsbosbeheer en het voor Rijkswaterstaat vrij te houden stroomgebied van de Waal. Bovendien zouden de oogst, vervoer en opslag van de biomassa voor de nodige uitdagingen zorgen. Een moderne biomassaketel inclusief houtopslag zou moeilijk in het fort in te passen zijn.

Blijft over de optie waterkracht. Een originele optie die het fort op locatie energieleverend kan maken, zeker als de bestaande gasketels op termijn vervangen worden door warmtepompen die draaien op de opgewekte elektriciteit. Waterkracht sluit aan op het landschap. Zowel in de nabijgelegen Waal als in het Pannerdens Kanaal stroomt het water snel en deze rivieren zijn de redenen van bestaan van het fort. Er is stromingsenergie genoeg, het moet alleen nog ‘geoogst’ worden.
Er is echter ook veel scheepvaart op beide waterlopen, het waterniveau wisselt sterk en de waterwegen worden door Rijkswaterstaat nauwlettend beheerd. De afgelopen jaren zijn enkele bedrijven bezig met het ontwikkelen en testen van interessante nieuwe producten, die waterkracht kunnen opwekken zonder een gevaar te vormen voor de visstand en de scheepvaart. Wellicht valt waterkracht wel op Fort Pannerden in te passen? Het leek en lijkt de meest kansrijke én inhoudelijk passende optie. Er zijn daarom vervolgens stroomsnelheids-metingen verricht en er is een globale business case opgesteld. Voorzichtig goed nieuws: het leek nog steeds haalbaar!

Omdat de stichting die het fort beheert en exploiteert niet is toegerust of bedoeld om de investering te doen in een waterkrachteenheid en deze te exploiteren, is het uitvoerend team op zoek gegaan naar een burgercoöperatie of vergelijkbaar lokaal initiatief om samen met het fort het waterkrachtproject te realiseren. Na enig zoeken werd in WIEK II in Nijmegen een goede partner gevonden voor realisatie van het project. Het doel is om dermate veel elektriciteit op te wekken dat niet alleen het fort volledig in haar energievraag kan worden voorzien, maar daarnaast vanuit het surplus ook duurzame elektriciteit geleverd kan worden aan burgers en bedrijven in de omgeving.

So far, so good. De uitwerking loopt op dit moment nog. In de loop van 2019 is duidelijk geworden dat de eerder beoogde locatie voor de waterkrachteenheid niet mogelijk was uit oogpunt van scheepvaartveiligheid. Daarom worden nu de pijlen gericht op één of meer waterkrachteenheden geplaatst in de kop van één of meer rivierkribben bij het fort. Dat is nog innovatiever en beter ingepast in het landschap, en op deze locatie lijkt het voorstel wel mogelijk en kansrijk.

Lessons Learned

De ontwerpprincipes vanuit het Energielinie-gedachtengoed, het proces met de stakeholders en de sterke visie vanuit het fort hebben op betrekkelijk soepele wijze tot een bijzondere invulling geleid, gericht op waterkracht: een optie met weinig landschappelijke impact die ondertussen in de vorm van kleinschalige eenheden beschikbaar komt op de markt.

De ontwerpstudie ging daarmee geleidelijk over in een haalbaarheids- en realisatieproject. Dat was een mooie ontwikkeling, maar gaandeweg het traject waren de architect en de landschapsontwerper eigenlijk ‘klaar’ – verder ontwerpen leverde geen directe meerwaarde op. De taak kwam bij anderen om het project verder te brengen. Denk aan vergunningverlening en het uitwerken van een businesscase gericht op haalbaarheid, wat andere competenties vraagt. Deze overgang van ontwerptraject naar realisatietraject was enigszins verrassend maar achteraf gezien in dit geval, gezien de uitkomst, logisch en zelfs gewenst.

In de uitwerking richting realisatie is een belangrijk inzicht geweest om de burgerkracht van lokale initiatieven in te schakelen. Vanuit het fort en de andere stakeholders lag dat niet bij voorbaat voor de hand. Maar juist de lokale energie-initiatieven, een in Nederland groeiende en steeds sterker wordende beweging, zijn goede partijen om de verbinding tussen landschap, energie én burgers en bedrijven te versterken. Bovendien zijn zij beter geoutilleerd om lokale energieprojecten te realiseren dan beheerders van landschap en erfgoed.

De vergunningverlening rondom de waterkrachteenheid blijkt complex. Aspecten als visveiligheid, nautische veiligheid, vaarwegbeheer, gebruik van civieltechnische kunstwerken van Rijkswaterstaat en waterschap zorgen ervoor dat een lange adem vereist is. Gelukkig is er ook veel enthousiasme bij bijvoorbeeld de gemeente en de provincie, wat het ook financieel mogelijk maakt om het traject richting realisatie voort te zetten.

Zonne- en waterkracht door het jaar heen. Parallel oogsten geeft (bijna) dekkende levering (© RO&AD Architecten)
Verkenning PV op alle niet-gras-gedekte bouwkundige elementen (© RO&AD Architecten)

Conclusies

Voor dit fort – en voor veel andere aan stromend water gelegen erfgoedobjecten – is waterkracht een serieuze optie aan het worden. Het levert behoorlijk veel energie met een relatief kleine ruimtelijke impact. Voor Fort Pannerden zelf zou realisatie van de waterkrachteenheid als betaalbare duurzame energiebron in één klap betekenen dat een duurzame exploitatie mogelijk wordt. Wanneer op termijn een warmtepomp als vervanging van de huidige gasketels wordt geplaatst, kan het fort aardgasloos en energieleverend worden. Daarnaast biedt het innovatieve project uiteraard mogelijkheden voor communicatie over de rol van het water voor het fort in het verleden en in het heden, en binding met de omgeving door de levering van energie. Fort Pannerden kan een voorbeeldfunctie vervullen.

Voor lokale initiatieven is de erfgoedlocatie interessant omdat zij juist op lokale schaal werken. Voor stakeholders als provincie, gemeente, Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer is deze techniek een interessante nieuwe optie voor realisatie van duurzaamheidsambities. Aan de andere kant is er nog weinig ervaring met deze techniek, wat bij dezelfde stakeholders (maar in andere afdelingen daarvan) nog wel tot voorzichtigheid leidt. Juist daarom zou realisatie welkom zijn, om deze koudwatervrees weg te kunnen nemen.

De ontwerpinsteek in dit project, gecombineerd met de stakeholderaanpak vanaf het begin, zorgden voor een frisse aanpak die tot een innovatief resultaat leidde.

Bij Rijkswaterstaat als waterwegbeheerder en vergunningenverlener, en daarmee dus een belangrijke partij voor deze innovatie, is ondertussen duidelijk geworden dat dit project én enkele andere projecten een beleidskeuze vergen: hoe om te gaan met plannen voor waterkrachtopwekking in kribkoppen van rivieren?

In de eerste helft van 2020 voeren de stakeholders gesprekken met Rijkswaterstaat  over inpassing van turbines in waterwegen; de uiteindelijke realisatie van de waterkrachteenheid bij Fort Pannerden zal sterk afhangen van de eisen die gesteld worden door RWS over deze inpassing. We moeten dus nog even geduld hebben.

Oryon Watermill, energie uit rivieren Bron: DWE, Oryon Watermill
Oryon Watermill geïntegreerd in strekdam voedt fort Pannerden (© RO&AD Architecten)

Aanbevelingen

Ga door als Stimuleringsfonds Creatieve Industrie met soort gelijke projecten. Ontwerpers kunnen in de verzuilde werelden van de ruimtelijke ontwikkeling en het beheer echt net het beetje verschil maken dat nodig is. Verbeelding maakt de dialoog zacht en er worden paden ingeslagen die anders niet betreden worden.

Overheden en overheidsorganisaties zijn belangrijke partijen bij deze innovatie. Aan de ene kant is er enthousiasme voor deze optie om de energietransitie in te vullen maar aan de andere kant is er soms koudwatervrees wanneer het aankomt op vergunningverlening voor dergelijke innovaties. Aan te bevelen is om deze twee aspecten zo goed mogelijk in contact te brengen, bijvoorbeeld door mee te werken aan leerprojecten die vervolgens de kaders voor vergunningverlening kunnen verduidelijken.

De beheerders/exploitanten van erfgoed en de partijen betrokken bij landschapsbeheer en -ontwikkeling kunnen, zeker als het om de energietransitie gaat, verbinding, enthousiasme en professionaliteit vinden bij de vele lokale initiatieven die Nederland rijk is. Met die burgerkracht kan vaart worden gemaakt, en tegelijk levert zo’n partnerschap meer verbinding met de maatschappij op.

Bij landschap en energie: vanuit de ruimtelijke omstandigheden en het historische verhaal van het fort, werd door de ontwerpers de scan gemaakt welke hernieuwbare energiebronnen mogelijk zouden zijn. Door ontwerp en verbeelding werden ze zo uitgewerkt dat ze het erfgoed verrijken, niet aantasten. Dit is een goede benadering om tot ideeën te komen, die vervolgens het proces ingaan in samenwerking met overheden en terrein- en erfgoedbeheerders, en lokale energiecoöperaties.

Mogelijke doorontwikkelingen

Voor Fort Pannerden staat realisatie van de waterkrachteenheid in 2020 hoog op de agenda. Zoals hierboven omschreven hangt de realisatie sterk af van de vergunningsverlening.

Wanneer zonnepanelen verder in prijs zijn gedaald, kan het innovatieve ontwerp van zonnepanelen op kazematten worden uitgewerkt in een onderzoeks-/ontwerpproject: uitwerken wat de potenties van dat concept zijn en wat de toegevoegde waarde als communicatie-icoon voor de gehele Nieuwe Hollandse Waterlinie is.

De energielinie-aanpak heeft in deze casus zijn waarde bewezen. Er zijn veel andere partijen in het landschap actief; investeerders, ontwikkelaars, burgerinitiatieven, overheidsinitiatieven.. het gedachtengoed van de Energielinie kan helpen om initiatieven te structureren tot een coherent verhaal en ruimtelijke structuur.

Aan het eind van het traject deden we bij de GO! RES presentatie in Arnhem van het Nieuwe-energie-voor-Fort Pannerden-plan een grote ontdekking. De kern bij de Energielinie en bij Fort Pannerden lag vooral bij monumentale, landschappelijke en cultuurhistorische waarden met de insteek hoe de energietransitie kan bijdragen aan die waarden. De sturende krachten in dit proces zijn de culturele instanties, de ecologische beheerders en de overheden van het land geweest zoals de RCE, Unesco, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Provincies, Rijkswaterstaat en gemeentes. Het gevaar zit er in, en de discussie gaat snel er over, dat het erfgoed het lijdend voorwerp wordt van deze ontwikkelingen en dat het ontwerpproces grotendeels gestuurd wordt door de spelers van dit speelveld. Dat is ook heel logisch, de opdracht kwam ook uit deze hoek. De energie en de financiële sector waren ondersteunende spelers, zij werden vooral ingevlogen als testers van de plannen. Bijvoorbeeld: Is het interessant voor Tennet om het inundatiesysteem te gebruiken als natte kabelgoot? Kan een drijvende watermolen rendabel zijn en heb je zin om mee te ontwikkelen? Maar ook welk verdienmodel kan de financiële wereld bieden dat stimulerend is voor het cultureel erfgoed? Met andere woorden: de spelers voegden zich en waren dienend naar het culturele erfgoed. Het resultaat een prachtig perspectief, een paar innovatoren haken aan en geven gas, maar het is ook wel een beetje theoretisch perspectief. De grote energiespelers en investeerders bleven stil.

Bij de genoemde GO! RES workshop in Arnhem kwamen we die grotere spelers tegen en zij verwoordden grofweg hun praktijk. Het geld lijkt tegen de plinten aan te klotsen en deze partijen lopen tegen de beperkingen aan van de regelgeving in de verschillende ruimtelijke, culturele, historische, ecologische kolommen. Daarnaast willen ze eigenlijk ook meerwaarde creëren maar weten vaak niet hoe. Gevolg: plannen worden ontwikkeld op afvinklijstjes, niet integraal aangepakt en er wordt veel geprocedeerd. Er komen vaak plannen uit waar velen niet gelukkig mee zijn.

Hier zit de kans: Wat gebeurt er als we met de opgedane kennis van de Energielinie en de case fort Pannerden mee gaan denken met die ontwikkelaars en investeerders? Om juist hun dagelijkse case integraler te ontwikkelen, koppelkansen op te pakken en meerwaarde te creëren waar ze nu niet aan toe komen. Om juist met de partners uit de verschillende kolommen tot een open ontwerpdialoog te komen waarbij er niet gezocht wordt naar een compromis maar juist boven elkaars doelstellingen uit te steken. Zullen we eens proberen met z’n allen tot zo’n proces op te starten?

Lang leve het ontwerpend onderzoek!