klimaat + akkoord

Klimaatmaatregelen in een Leefbaar Landschap

Om tot een klimaatakkoord te komen in 2018 is in de eerste helft van het jaar aan vijf ‘sectortafels’ met alle belangrijke partijen in Nederland onderhandeld over de hoofdlijnen van dit akkoord. Op 10 juli werden de resultaten van de vijf sectortafels aangeboden aan minister Wiebes (EZK). Aan alle vijf de tafels – Industrie, Gebouwde Omgeving, Mobiliteit, Elektriciteit en Landbouw en Landgebruik – waren ruimtelijke experts verbonden.

H+N+S heeft geadviseerd aan de sectortafel Landbouw en Landgebruik die onder leiding van Pieter van Geel acht werkgroepen heeft laten studeren op de mogelijkheden binnen landbouw en landgebruik een reductie van 3,5 Mton voor 2030 te laten realiseren met een doorkijkje naar de mogelijkheden een extra taakstelling van 1,7 Mton te realiseren. Het rapport van H+N+S laat zien welke ruimtelijke expressie de maatregelen zullen krijgen en hoe ons landschap verandert  maar ook – omgekeerd - hoe het landschap als regisseur deze maatregelen naar hun plaats kan geleiden en welke koppelingen er met andere maatschappelijke vraagstukken is te leggen.

Opgave

Met de aanbieding aan minister Wiebes van de resultaten van de sectortafel ‘Landbouw en Landgebruik’ is ook het onderliggende H+N+S rapport ‘Klimaatmaatregelen in een Leefbaar Landschap’ vrijgegeven. De opdracht onze sectortafel was zicht te geven op een reductie van 3,5Mton reductie van de CO2 uitstoot uit landbouw en landgebruik in 2030. Daarvan zouden ‘energie-maatregelen’ 1 Mton voor hun rekening moeten nemen (denk hierbij vooral aan de warmtevoorziening in de glastuinbouw en de brandstoffen voor de tractoren en krachtwerktuigen) en 2,5 Mton zou moeten worden opgebracht door niet-energie-gerelateerde maatregelen (slimmer grondgebruik, tegengaan Methaan uitstoot veehouderij, uitbreiding arealen bos et cetera) en er moest een doorkijkje worden geleverd op een extra 1,7 Mton, ook door mest- en landgebruiksmaatregelen. Uit de opgave blijkt al dat landbouw en landgebruik vooral op een directe manier – en dus niet alleen via de energietransitie – een relatie hebben met de klimaatproblematiek en wel via het in- en uitademen van ons cultuurlandschap en de stofwisselingsprocessen van onze gedomesticeerde dieren. De veenontwatering met oxidatie (en dus emissies van broeikasgassen) en klink tot gevolg is hier een welbekend voorbeeld in.

Resultaat

In ons rapport laten we zien hoe de maatregelen die aan de sectortafel zijn voorgesteld het landschap zichtbaar zullen veranderen én laten we zien hoe het landschap op zijn beurt als een regisseur de maatregelen naar de beste – meest effectieve – plekken wijst. We doen dat aan de hand van systeemdoorsnedes van de vier belangrijkste Nederlandse landschappen. Het zand-, klei-, veen-, en stadslandschap. Door deze gebiedsgerichte aanpak komen ook de kansen in beeld de klimaatopgave te verbinden met andere maatschappelijke doelen. Klimaatmaatregelen in het landgebruik kunnen als hefboom fungeren om andere gebiedsprocessen te vergemakkelijken en koppeling aan andere processen kan omgekeerd ook de klimaatmaatregelen soepeler en goedkoper maken.

We hebben de relatie tussen landgebruik en klimaat op drie verschillende schaalniveaus uitgewerkt. Op mondiale schaal om gevoel voor de omvang van het vraagstuk te krijgen, op Europese schaal om de hoogproductieve Nederlandse landbouw te positioneren en op nationale schaal om de ruimtelijke weerslag van de maatregelen te onderzoeken.

Mondiaal

We laten in een Sankey-diagram zien welke rol van landbouw en landgebruik op mondiaal niveau spelen in de productie van broeikasgassen. Opvallend is ook de enorme rol van veranderingen in het landgebruik - denk aan ontbossingen, ontwateren venen en andere ontginningen. Deze veranderingen nemen 15% van de uitstoot van broeikasgassen voor hun rekening, vergelijkbaar met het mondiale transport (scheepvaart, luchtvaart, wegverkeer, treinen, samen ook 15%) of de totale energieopwekkingssector (13%) . Het aandeel in de uitstoot van de landbouw zelf is 7%, waarvan 5% uit mest en pens-fermentatie van herkauwers.  Voor wie zich – net als wijzelf – over deze prominente rol verbaast gaan we in het rapport dieper in op de HANPP, de Human Appropriation of Net Primary Production, het gedeelte van de primaire productie van onze biosfeer (land en oceaan) dat wordt toegeëigend door het mensdom. De gevolgen voor de biodiversiteit liepen zich aardig in onderstaande infographic samenvatten. Als je het gewicht van alle landzoogdieren optelt blijkt 95% daarvan te bestaan uit mensen en onze gedomesticeerde dieren en slechts 5% over te blijven voor de wilde zoogdieren als olifanten, leeuwen, tijgers, ratten, muizen, giraffes, wolven et cetera. Als je ook nog bedenkt dat voor de productie van 1 kg vlees ongeveer 7 kilo graan nodig is wordt begrijpelijk waarom een van de overwogen maatregelen in de sfeer van de voeding ligt, overschakelen naar meer plantaardig eiwit.

Europa

Nederland heeft een koppositie in Europa (en de wereld) als het om hoge productiviteit gaat. We hebben ook de hoogste opbrengst van de landbouwexport van alle Europese lidstaten bijna 91 miljard euro. In absolute termen heeft Nederland alleen de USA voor zich te dulden. Dat op zo’n klein oppervlak zulke hoge opbrengsten gerealiseerd kunnen worden heeft met de vakbekwaamheid van onze boeren maar ook met de landbouwkennisclusters te maken waarvan Wageningen de meest internationale en de grootste is. Nederland is de grootste exporteur van landbouwkennis. Dat dit niet ongemerkt is voorbij gegaan aan de milieukwaliteit en de biodiversiteit is in een oogopslag af te lezen aan de door ons (uit gegevens van Eurostat) samengestelde infographics waarin we Nederland vergelijken met de vier belangrijkste Europese concurrenten, Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje, alsmede het Europese gemiddelde.

Nederland

De werkgroepen uit de tafel hebben een rijke oogst opgeleverd aan klimaatmaatregelen. Deze zijn door de tafel secretaressen onder vijf pijlers uitgeschreven in de voorstellen voor de hoofdlijnen van het klimaatakkoord.

  1. Landbouw;
  2. Landgebruik;
  3. Energiemaatregelen;
  4. Klimaatvriendelijker voedselconsumptie;
  5. Innovatieagenda.

H+N+S heeft vervolgens een schifting gemaakt tussen generieke maatregelen (zoals een koplopersregeling voor de glastuinbouw, het terugdringen van voedselverspilling of het beperken van methaan-emissie in mestopslagen) en gebiedspecifieke maatregelen (zoals aanpassingen van gewasrotaties in bouwlanden, het klimaatslim afbouwen van het NatuurNetwerkNederland of het aanpassen van zomerpeilen in veenweidegebieden). Deze gebiedspecifieke maatregelen zijn afhankelijk van de geografische gelaagdheid van het Nederlandse landschap en zullen in beperkte of grote mate het Nederlandse landschap ook veranderen. We laten in vier systeemdoorsnedes van de vier typische Nederlandse landschappen zien waar maatregelen mogelijk een plek gaan krijgen, af deze maatregelen leiden tot een functieverandering in een gebied en waar koppelingen met andere gebiedsopgaves voor de hand liggen.

Door een gebiedsperspectief te hanteren ligt ook de koppeling met andere opgaves voor de hand. Te denken valt aan de wateropgaves, de problematiek rond biodiversiteit, de bodemkwaliteit, drinkwaterbescherming, stikstof via de PAS et cetera. De klimaatperformance kan door werk met werk maken of mee-koppelen met andere belangen aanzienlijk worden verbeterd. Ook kunnen de klimaatmaatregelen een welkome impuls geven aan andere, soms moeizaam lopende, gebiedsprocessen. Dit lijkt het nodeloos gecompliceerd te maken en een koppeling is niet altijd mogelijk maar het wat breder kijken dan de CO2 doelen alleen kan belangrijke maatschappelijke meerwaarde opleveren die, zeker als ook nog oog is voor de ruimtelijke kwaliteit, uiteindelijk de processen rond de klimaatopgave ook soepeler kunnen laten verlopen.

HET FIJN-REGELEN VIA AFSPRAKEN EN ORDENING

Hoe kunnen deze gebiedsmaatregelen nu geplaatst worden in de omvangrijke opgave waarvoor landbouw en landgebruik zich gesteld zien? Je kunt stellen dat een deel van die opgave door technische generieke maatregelen haalbaar is. Maar de volledige opgave van 3,5 Mton reductie in 2030 en uiteindelijk 95% reductie in 2050 kunnen niet zonder de gebiedspecifieke maatregelen. En deze maatregelen zijn vaak gecompliceerder omdat meerdere belangen en partijen worden geraakt of gediend. Gebiedsmaatregelen, beginnend bij de veenweidegebieden, zullen daarom steeds meer nadruk krijgen. Met andere woorden, landbouw en landgebruik zullen hun klimaatperformance moeten gaan optimaliseren door het fijn-regelen van de ruimtelijke ordening op regionaal en lokaal niveau. Dit om de uitstoot van broeikasgassen nog verder terug te dringen en optimaal gebruik te maken van de potenties van vastlegging van koolstof in bodems, planten en bossen om uiteindelijk op een elegante manier de doelen van 2050 te halen.

Dit zou moeten gebeuren in gebiedsprocessen die maatwerk kunnen leveren voor elk landschapstype en een wenkend perspectief opleveren voor gebiedspartijen om aan de slag te gaan. Dit wekend perspectief moet bestaan uit de brug tussen klimaatmaatregelen, overige opgaves en verdienmodelen voor gebiedspartijen.

Als extra’s gaan we in op de mogelijkheden om zonneakkers zo te gebruiken dat ze als vliegwiel voor de landbouwtransitie kunnen werken, de rol van koolstofopname in de bodem, en het belang van koolstofbewust boeren, de broeikasgassen die vrijkomen bij de veranderingen in grondgebruik.

HET THEMA RUIMTE IN HET KLIMAATAKKOORD

Net als de tafel Landbouw en Landgebruik was elke sectortafel van een ontwerpbureau voorzien, alsook het brede tafelberaad onder leiding van Ed Nijpels. De ontwerpteams gezamenlijk hebben vervolgens geschreven aan het hoofdstuk Ruimte welke in het hoofdrapport van de voorstellen voor het klimaatrapport is opgenomen. Daarnaast zijn alle deelrapportages samengevoegd in een uitgebreid document welke ook gepubliceerd is via het klimaatakkoord.