Werkvelden

Cultureel Erfgoed

Je kunt stellen dat cultuurhistorie per definitie een rol speelt in de landschapsarchitectuur omdat ons vak altijd verder werkt aan het ‘verhaal’ van onze voorgangers. Het is altijd bouwen, naast behouden. Met strikt behoud heeft ons vak een spanningsrelatie die al in 1934 goed onder woorden is gebracht door de eerste professor in de landschapsarchitectuur, J.T.P. Bijhouwer in zijn artikel ‘Scheppen of Behouden’.

Behoud door ontwikkeling

De brug tussen landschapsbouw en landschapsbehoud is definitief geslagen door de Nota Belvedere waar,  in 1999 een nieuwe erfgoedfilosofie aan de basis van het beleid werd gelegd: behoud door ontwikkeling. Het werk van H+N+S ademt deze filosofie: liever ‘verder met’ dan ‘terug naar’ al sinds de oprichting van het bureau. Het belang van een volwassen en respectvolle omgang met ons historisch erfgoed en de noodzaak van herbestemming wordt tegenwoordig steeds breder gevoeld.

In een snel veranderde ‘wereld’ is de aandacht voor ons erfgoed ook aan verandering onderhevig. Onze omgang met erfgoed is cultureel bepaald en sterk tijds- en plaatsgebonden. Wanneer is iets historisch waardevol en hoe ga je daar op een betekenisvolle manier mee om? Deze vraag wordt nu anders beantwoord dan pakweg 50 of 100 jaar geleden, maar wordt ook in een land als Nederland heel anders beantwoord dan in zeg Rusland of de VS. De ervaring die wij in een aantal jaren hebben opgedaan in Moskou, om te komen tot een Cultuurhistorische Atlas (CHA) voor het historische park Lefortovo , spreekt in dit opzicht boekdelen.

Originele ontwerptekening Nicolaas Bidloo (Moskou)

Tussen twee uitersten

Voor deze CHA werkten wij nauw samen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed , maar hadden we ook veel contact met Russische deskundigen. Het bood ons een mooie spiegel op onszelf en onze eigen houding ten opzichte van ons cultureel erfgoed en zelfs het gemeenschappelijk Russisch/Nederlands erfgoed. In Rusland kan de houding t.o.v. erfgoed het best getypeerd worden als een keuze tussen twee uitersten: een historische plek wordt òf simpelweg gesloopt/vernietigd om ruimte te maken voor de nieuwe tijd, òf wordt gerestaureerd en dan meestal gereconstrueerd – iets wat wij in Nederland eigenlijk slechts bij hoge uitzondering doen (zelfs de reconstructie van de tuinen van Paleis het Loo waren destijds al voer voor een stevige vakdiscussie).

In Nederland is de afgelopen dertig jaar een echte tussenweg ontwikkeld; tussen de beide uitersten ligt nog een wereld aan oplossingsrichtingen vol met nuances en ook vol met wezenlijk verschillende opvattingen hoe je met erfgoed kunt omgaan. Je moet per plek en per moment kijken welke oplossing het meest op z’n plaats is. Deze oplossingen zijn plekspecifiek en tijdsafhankelijk. Ze houden rekening met maatschappelijke opgaven, de ruimtelijke en programmatische context, financiële en andere relevante randvoorwaarden en het wettelijk kader.

Emancipatie

In de ontwikkeling en emancipatie van ons vak is sprake van een groeiende aandacht voor andere disciplines die in het domein van de landschapsarchitectuur zijn geïntegreerd. Het vak was in eerste instantie sterk cultuurtechnisch en stedenbouwkundig georiënteerd en het volgde daarbij in hoge mate wat ingenieurs en architecten te berde brachten. Deze volgzaamheid veranderde toen het vak na de wederopbouw gaandeweg werd verbreed met steeds meer aandachtsvelden.

De moderne landschapsarchitect die het groen rond de naoorlogse bebouwing mocht inkleuren werd meer en meer een volwassen professional met een eigen vak-inbreng. Grofweg werd om de zoveel jaar een nieuw aandachtsveld definitief en volwaardig in het vakgebied ingekapseld. H+N+S heeft in deze ontwikkelingen vaak voorhoedewerk verricht en door middel van ontwerpend onderzoek nieuwe velden opengelegd. In het oeuvre van het bureau is dat te zien, in de kleur van de projecten die sinds de oprichting continu verandert. In de loop der jaren kwam er steeds een thema bij: eerst de ecologie en natuurlijke dynamiek , vervolgens de ontwikkeling van de landbouw, toen waterveiligheid en dijken , daarna infrastructuur en cultuurhistorie en recentelijk klimaat & energie .

St. Hubertus na de herinrichting (foto: Siebe Swart)
Sfeerimpressie landgoed Windesheim

Wisselende mix

De manier van omgaan met historisch erfgoed verschilt in Nederland van geval tot geval. Over deze verschillende praktijken is de laatste jaren veel gepubliceerd, onder andere vanuit de stal van de Belvedere-hoogleraren (Eric Luiten, Jan Koolen, Andre van der Zande). De nota Belvedere (1999) was een beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. De nota was een uitvloeisel van de Cultuurnota en de Nota over het Architectuurbeleid. Aan de nota was ook een investeringsprogramma gekoppeld (Belvedere-programma).

Luiten, heeft in de H+N+S beginselverklaring, het boek = Landschap uit 1998, het hoofdstuk ‘Ontwerpen met Landschappelijke antecedenten’ geschreven, waarin een voorafschaduwing van de Nota Belvedere te lezen valt. Als hoogleraar Cultuurhistorie en Ontwerp aan de TUD, heeft hij deze thema’s verder uitgewerkt. Hij onderscheidt vier stereotype manieren om met cultuurhistorie om te gaan in het ontwerp: de antiquair, taxonoom, biograaf en opportunist. In tegenstelling tot deze vier uitersten in ontwerphouding, zien wij als ontwerpbureau met een sterk onderzoekende attitude meer in een combinatie van de vier typen, in een steeds wisselende mix afhankelijk van de plek, haar ontwikkelingsgeschiedenis, de opgave en het tijdsgewricht. De moderne ontwerper is antiquair, taxonoom, biograaf, en boven alles opportunist tegelijk.

De ruimtelijk-historische analyse van het Citadelpark (Gent) vormt de basis voor toekomstige ontwikkeling.
Ontwerptekening plan Madestein uit de studie naoorlogs groen (1974).
Sfeerimpressie van de Geniedijk als onderdeel van de Energielinie; behoud door ontwikkeling.

Erfgoedfamilies

In het werk van H+N+S speelt cultuurhistorie al geruime tijd een belangrijke rol. In veel projecten is het een van de relevante invalshoeken voor het maken van een plan. In bijna alle projecten speelt omgang met erfgoed wel een rol, maar sommige projecten worden echter geheel gekleurd door de omgang met bijzondere cultuurhistorische waarden; boven of onder de grond, gebouwd en/of groen. In deze cultuurhistorische projecten zijn enkele families te onderscheiden:

  1. Militaire vestingwerken
  2. Historische buitenplaatsen en landgoederen
  3. Historische tuinen en parken
  4. Archeologie
  5. Historisch weefsel
  6. Specials/bijzondere plekken
  7. Onderzoek

1. Militaire vestingwerken

Een van de eerste H+N+S projecten waarbij cultuurhistorie een hoofdrol vervulde is het project Stelling van Amsterdam (SvA), waarin Yttje Feddes (voormalig H+N+S medewerkster) het concept van de Stiltestelling introduceerde (Gerard van Westerloo parafraserend). Het project koppelt een visie op de (regionale) schaal van de gehele stelling aan ontwikkelingsmogelijkheden per deellocatie. Dit alles binnen de context van de dynamische metropoolregio Amsterdam. H+N+S werkte daarnaast aan een studie over de Staats Spaanse Linies en maakte een visie voor de vestingwerken van Den Helder. Het werk heeft mede de weg gebaand voor andere, latere projecten zoals de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) – een van de Belvedere-gebieden – met oud-H+N+S-er Eric Luiten als belangrijke trekker.

Het leukst is het natuurlijk als grootschalige visies uiteindelijk ook tot realisatie komen. Aan de NHW wordt ondertussen al enkele jaren voortvarend gewerkt, met een aantal recente projecten van collega’s als RAAAF/Rietveld Landscape samen met Atelier de Lyon (Bunker 599 / Werk aan het Spoel) als wellicht meest tot de verbeelding sprekende voorbeelden. Ook de revitalisatie van de Stelling van Amsterdam krijgt ondertussen concreet gestalte. H+N+S werkte enkele jaren terug een deel van de Stelling uit in een inrichtingsvoorstel. Een deel van dit Geniepark , onderdeel van de Stelling van Amsterdam, is onlangs gerealiseerd.

De Stiltestelling (Stelling van Amsterdam)
Staats Spaanse Linies

2. Historische buitenplaatsen en landgoederen

Vanuit H+N+S  wordt al jaren gewerkt aan de revitalisering van historische buitenplaatsen en landgoederen, zoals onder meer voor de Frylemaborg in Slochteren. In 2007 wordt in opdracht van de Stichting Behoud landgoed Rhederoord een vernieuwingsplan gemaakt voor Rhederoord in De Steeg, dit in samenwerking met specialisten van adviesbureau Buiting. Rhederoord is oorspronkelijk ontworpen door de Duitse tuinontwerper Petzold die in heel Europa ontwerpen realiseerde.

In de afgelopen eeuw zijn om diverse redenen de oorspronkelijke ontwerpen van Petzold op de achtergrond geraakt en is het accent verschoven naar bosbeleid gericht op natuurbeheer, zo ook in het geval van Rhederoord. Het gevolg is dat veel van de oorspronkelijke ruimtelijkheid verloren is gegaan. En daarbij takelen veel bomen af. De kans is groot dat bij uitblijven van goed beheer het beplantingsplan en de ontwerpprincipes in verval raken. Het vernieuwingsplan moet het tij keren. Op basis van de door H+N+S en Buiting verrichte historische, dendrologische en ruimtelijke analyse zijn 4 hoofdprincipes benoemd als hoofdinstrumentarium voor het ontwerp.

Plankaart landgoed Rhederoord

Na het plan voor Rhederoord volgden herstelplannen en vernieuwingsvoorstellen voor o.m. Nationaal Park De Hoge Veluwe , landgoed Windesheim en de historische buitenplaats Lefortovo in Moskou . Voor NP De Hoge Veluwe stelden wij een Cultuurhistorische Visie voor het gehele domein van ruim 5.000 hectare op en maakten wij een ontwerpvoorstel voor de tuin- en parkaanleg van Jachthuis St. Hubertus (i.s.m. Michael van Gessel) en diverse tuinen op het domein. Meest recente loot aan deze stam is het vernieuwingsplan voor het 165 hectare grote terrein van Paleis Soestdijk.

Hoe verschillend al deze projecten ook zijn, er is steeds wel een rode draad te onderscheiden. Centraal staat de noodzaak om te komen tot heldere keuzes: het ‘opschonen’ en ‘weghalen’, wat in deze historische parken vrijwel altijd aan de orde is, maar ook het ‘uitvergroten’ en ‘aanlichten’, is een kwestie van kiezen. Dit gebeurt niet puur op intuïtie; aan de basis staat altijd uitgebreid historisch onderzoek van historici, aangevuld met eigen onderzoek door het bureau. H+N+S heeft hier in de loop der jaren een eigen werkmethodiek voor ontwikkeld, gebaseerd op een lagenbenadering om tot zorgvuldige onderbouwing van ontwerpkeuzes te komen. Door deze onderbouwing zien wij een behandeling van onze plannen in monumentencommissies altijd met vertrouwen tegemoet. In een onderzoek dat Shera van den Wittenboer hiernaar heeft gedaan in het kader van haar studie aan de Rijksuniversiteit Groningen, wordt nader op deze methodiek ingegaan.

Presentatietekening Fraeylemaborg, L.P. Roodbaart, 1840

Onlangs maakten wij in opdracht van de provincie Zuid-Holland een studie naar de landgoederenzone in dit gebied. Het project Hollands Buiten geeft antwoord op twee grote uitdagingen waar de landgoederenzone voor staat: het veiligstellen van het erfgoed voor de toekomst én het vergroten van belang en betekenis ervan voor bezoekers en gebruikers.

3. Historische tuinen en parken

Naast historische buitens en landgoederen liggen bij ons ook historische parken en tuinen op de tekentafel. Voor de Belgische Stad Gent ontwierpen wij het herstelplan voor het historische Citadelpark , een soort Vondelpark van België. Ook maakten wij – i.s.m. Artgineering en Buiting advies - het landschapsbeheerplan voor dit park. De aanpak van het Citadelpark is gebaseerd op een uitgebreide (historische) analyse, waarin het bestaande park in lagen uiteen wordt gelegd. Vanuit het begrip van de ontwikkelingsgeschiedenis worden, passend bij de vragen van deze tijd, de nodige ingrepen voorgesteld.

Op de Utrechtse Heuvelrug ontwierpen wij recent het herstelplan voor een villatuin Springer en maakten wij een herontwerp voor een moderne tuin van P.A.M. Buijs bij een villa van Rietveld . De uitvoering van beide tuinen is in 2017 gestart. Hoewel de schaal anders is dan bij de landgoederen en buitenplaatsen en  de aard van de ingrepen ook verschillend is, is de werkmethodiek om tot de ontwerpkeuzes te komen eigenlijk gelijk.

Plattegrond van de terrassen en tuin rond het huis bij een Rietveld-villa

4. Archeologie

Ons erfgoed is niet altijd zichtbaar. Soms zitten de sporen – goeddeels – onder de grond, wat bovengronds weer tot beperkingen leidt omdat verstoring door de aanleg van cunetten en boombeplanting niet wordt toegestaan. Deze beperkingen leiden tot heel specifieke ontwerpingrepen; doorgaans wordt met subtiele ingrepen het onzichtbare zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld in het geval van het ontwerp voor het groot archeologiepark (nu: Amaliapark ) in Leidsche Rijn, Utrecht, of bij het project Kasteel Oud-Haerlem bij Heemskerk.

Plankaart Amaliapark

5. Historisch weefsel

Soms is een hele kern historisch waardevol, zoals de kern van het Brabantse Boxtel. Gedurende vele jaren ‘peuterden’ wij geduldig aan de historische binnenstad van Boxtel. Dragende structuur van de historische kern is de zogenaamde Cultuurhistorische As , de oude hartlijn van Boxtel. Deze route loopt van de St. Petrusbasiliek van Boxtel naar Kasteel Stapelen, de van oorsprong twee belangrijkste gebouwen van Boxtel.

Op de eerste studie naar de Cultuurhistorische As, volgde enkele jaren later de zogenaamde ‘houtskoolschets’ voor de historische kern van Boxtel; een beeldkwaliteitsplan op basis waarvan in de jaren erna stap voor stap concrete uitwerking werden gemaakt. Als eerste deeluitwerking is het herinrichtingsplan voor de STA-P gemaakt, van Stapelen tot de Petrusbasiliek. Onlangs is door ons het ontwerp voor de Marktplein afgerond, het sluitstuk in de STA-P.

Impressie Markt Boxtel

6. Specials

Soms speelt cultuurhistorie misschien geen hoofdrol maar duikt het aspect ineens op in een project. Het is dan geen hoofdthema maar het wordt wel op bijzondere wijze in een plan ‘ingeweven’. Voorbeelden van dergelijke specials zijn fort Knodsenburg dat als locatiekwaliteit een prominente plek in dit Ruimte voor de Rivier-project heeft gekregen. Het van oorsprong 16e eeuwse fort maakt nu onderdeel uit van het Rivierpark Nijmegen . Een ander voorbeeld is het project Grauwaart (aan de Rijnkennemerlaan, Leidsche Rijn).

Het Nationaal Militair Museum is óók een speciaal project als je er vanuit de optiek van erfgoed naar kijkt. Het is natuurlijk één grote (museale) uitstalling van erfgoed, in dit geval militair erfgoed. Vanwege de grote natuurontwikkelingsopgave en de gevraagde functieverandering van vliegbasis naar museale bestemming moesten veel van de oude gebouwen en infrastructuur op het terrein verdwijnen. Door uit elke tijdslaag (vliegheide, Tweede Wereldoorlog / Koude Oorlog / huidige tijd), een kenmerkend gebouw te behouden is de bijzondere geschiedenis van het terrein nog altijd ervaarbaar en leesbaar.

Fort Knodsenburg

7. Onderzoek

Zonder onderzoek is het onmogelijk om in de erfgoedprojecten goede, verantwoorde keuzes te maken. En dat is belangrijk want zonder (kennis van onze) geschiedenis geen toekomst. Soms echter, voert H+N+S (historisch) onderzoek uit, zonder dit direct in een ontwerp te vertalen, zoals in de studie naar Lefortovo (Cultuurhistorische Atlas) of het onderzoek naar Naoorlogs Groen . Met deze projecten wordt vooral beoogd een onderwerp te agenderen. Voor meer info over deze beide onderzoeksprojecten zie onze long read over ontwerp + onderzoek .

De begrippen identiteit en cultuurhistorie hebben veel met elkaar van doen. Identiteit van een plek of een gemeenschap zoekt altijd ook een aangrijpingspunt in de (cultuur)geschiedenis. Ter illustratie van de gedachtenontwikkeling op dit punt is het artikel Identity is a verb dat Dirk Sijmons schreef voor LA+ journal .

Het Nationaal Militair Museum (foto: Siebe Swart)
Visiekaart landgoederenzone Zuid-Holland